De economie van Borneo
Maleisië en Indonesië zijn babytijgers. Dit komt doordat er multinationals zich in deze landen hebben gevestigd. Dit na aanleiding van het succes van de eerste generatie Aziatische tijgers. Indonesië had hiervoor last van ruilvoetsverslechtering in de export van natuurlijke hulpbronnen, behalve bij de export van gas en olie. Dit moest veranderd worden na een prijsdaling van de gas- en olieprijs. De landen voerden beide importsubstitutie in. Tegenwoordig zijn de landen bezig met exportgeoriënteerde industrieën.
Veel footloose industrieën verplaatsten zich naar andere landen. Maleisië is nu vooral bezig met hoogwaardige kwaliteitsproducten maken. Indonesië ging door met MNO’s aantrekken. Een voorbeeld hiervan is Balikpapan. Dit is een havenstad die wordt gezien als het centrum voor de mijnbouw- en olie-industrie. In deze stad zitten veel buitenlandse bedrijven. Onder andere Chevron uit Amerika en Total uit Frankrijk. Ondanks deze buitenlandse invloed heeft heel Borneo geen EPZ’s.
Ook na de prijsdaling drijft de regionale economie van het Indonesische Kalimantan nog voor de helft op de olie- en gassector en op de mijnbouw. De mijnbouw is onder andere steenkool, goud, diamant, bauxiet en ijzer. De lokale bevolking leeft van landbouw en van het tropisch regenwoud. De landbouw is vooral rijst, tabak, suikerriet, koffie en rubber.
In 2005 was Indonesië de grootste exporteur van vloeibaar gas. Sindsdien hebben andere landen, waaronder Maleisië, Indonesië ingehaald. Wel is de palmolie-industrie gegroeid. Dit is nu 80% van de plantages. Het plan voor de toekomst is vooral gericht op steenkool en palmolie.
Een nadeel van Kalimantan is dat het minder welvarend en minder toeristisch dan de rest van borneo, er zijn ook bijna geen goede wegen. Een voordeel is dat er veel grondstoffen en veel binnenlandse vaarnetwerken zijn.

Figuur 6: De kaart van Borneo met Buitenlandse investeringen, BNP per hoofd, toerisme en economische plaatsen.
In Maleisië wilde de regering af van de eenzijdige, onstabiele economie die was gebaseerd op rubber en tin. Er ontstond meer variatie in landbouw en industrie. Aanzienlijke bijdragen worden gegeven door olie, gas maar ook toerisme. Maleisië heeft een hoog opgeleide bevolking en weinig werkloosheid. Mede hierdoor hoort Maleisië bij de babytijgers.
Op Borneo zijn er twee provincies die bij Maleisië horen; Sabah en Sarawak. Sabah was vroeger het centrum van de Maleisische houtkap. De houtkap is nu verplaatst en Sabah is een toeristische bestemming geworden. Sarawak is nog steeds exporteur van tropisch hout, daarnaast is het ook een toeristische bestemming.
In beide provincies is er nog wel landbouw, maar al minder dan in Indonesië.
Brunei heeft een economie die volledig steunt op de oliewinning. Dit is dan ook een van de enige beschikbare relevante productiefactor. Door de grote energiebehoefte tegenwoordig wordt het bijproduct van olie, gas, ook gebruikt als exportmiddel. Brunei heeft dus een onstabiele economie.
Omdat het land niet erg vruchtbaar is en het te warm is voor runderen om te leven, wordt het meeste voedsel geïmporteerd. Dit is echter geen probleem omdat de olie-industrie zoveel opleverd. Het werk in de olie-industrie is ook minder zwaar dan werk in de landbouw of veeteelt, waardoor veel mensen in Brunei de olie-industrie verkiezen boven agrarisch werk.
De regering probeert wel verandering te brengen in de eenzijdige economie, maar dit heeft tot nu toe geen goede resultaten opgeleverd. Daarbij worden de oliewinsten in het buitenland belegt, waardoor het land geen geldproblemen heeft.
Brunei is dus het verst in ontwikkeling, daarna komt Maleisië en het minst ontwikkeld is Indonesië.

Figuur 7: Een prognose van de groei van de BBP.
Er vindt een global shift plaats door de groei van de BBP-aandelen (gemeten in koopkrachtpariteiten (KKP)) van de landen in Oost- en Zuidoost-Azië, dit komt doordat zij een comparatief voordeel hebben op landen in het westen. De landen op Borneo nemen hier ook deel aan (zie bron groei BBP). Doordat de landen in Oost- en Zuidoost-Azië rijker worden schuift het economisch centrum in die richting. De relatieve ligging van het eiland is ook goed, het ligt op een goede handelspositie doordat de zee hen verbindt met bijvoorbeeld China maar ook met Japan.
Op Borneo wordt verschillende valuta gehanteerd. De officiële munteenheid in Brunei is de Bruneise dollar (1$B=€0,67). In Indonesische gebieden in Kalimantan kun je betalen met de rupiah (1000RP=€0.07) en in de Maleisische gebieden Sabah & Sarawak betaal je met de ringgit (1RM=€0,12). In principe zijn er voldoende mogelijkheden op het eiland om te pinnen of om met je creditcard te betalen. In de binnenlanden is het verstandig voldoende contant geld mee te nemen.
Borneo is vergeleken met de West-Europese standaard erg goedkoop. Je kunt al voor 15 euro per dag leven, eten en reizen. De nationale parken zijn over het algemeen goed betaalbaar; enkele populaire toeristische gebieden zijn wat prijziger, maar relatief gezien nog steeds erg voordelig. Brunei is het duurste land op Borneo, hier is een verdubbeling van de prijzen. Ook zijn er regionale verschillen, zo is Oost Kalimantan het duurste deel van Kalimantan
De bezienswaardigheden die op economisch gebied een kijkje waard zijn:
- De reis eindigt in Balikpapan, in deze havenstad is veel te doen. Het is de grootste stad op Oost-Kalimantan. Zo kunt u bijvoorbeeld naar het Balikpapan Plaza Shopping Center. Met meerdere verdiepingen en zelfs een bioscoop is dit een leuke plek om te shoppen. Ook kunt u naar Museum Kodam Mulawarman, een museum over de militaire geschiedenis van Balikpapan. Verder kunt u naar de haven van Balikpapan waar veel vrachtschepen vertrekken. Een andere optie is naar de wijk ‘Amsterdam’, in deze wijk zijn bekende steden nagemaakt. En bij de stad zit ook een strand als u rustig aan wilt doen.
Maak jouw eigen website met JouwWeb